Logopedie - kinderen
Spraak

Inhoud

Articulatiestoornis

De spieren van de tong en lippen verzorgen de articulatie/spraak. Wanneer kinderen niet goed articuleren kan het zijn dat een kind woorden onvolledig uitspreekt. Er kunnen problemen zijn bij het programmeren, afstemmen en controleren van bewegingen die nodig zijn voor een goede uitspraak. De communicatie bemoeilijkt als het kind niet goed te verstaan is. Dit kan leiden tot frustratie.

Een onvoldoende spraakontwikkeling kan samenhangen met andere stoornissen zoals slechthorendheid of een algehele ontwikkelingsachterstand. Een combinatie van spraak- en taalontwikkelingsproblemen komt ook vaak voor. Het is echter ook mogelijk dat een kind slecht spreekt zonder dat er een duidelijke oorzaak gevonden wordt.

Mogelijke articulatieproblemen: 

  • Bepaalde klanken worden vervangen door andere klanken (bv. kopje koffie wordt topje toffie).
  • Bepaalde klanken, delen van woorden of zinnen worden weggelaten (bv. bloem wordt boem of schilderij wordt silrij).
  • Bepaalde klanken worden niet duidelijk of binnensmonds uitgesproken.
  • Uitspraakproblemen als gevolg van een schisis (een aangeboren gehemelte- en/of lipspleet).

Over het algemeen geldt:

  • Als een kind 3 jaar is, moet het alle klanken goed uitspreken.
  • Bij 4 jaar de VVV-regel, namelijk: kinderen van 4 jaar moeten voor vreemden verstaanbaar zijn, waarbij foutjes met b.v. de /r/ of de /sch/ geen probleem zijn. 

Wat doet de logopedist?

Een logopedist kan:

  • Een spraakonderzoek doen.
  • Aan het ook jonge kind een specifieke behandeling geven.
  • De ouders begeleiden in hoe zij hun kind kunnen stimuleren.

Het resultaat van de behandeling hangt af van de oorzaak van de vertraagde ontwikkeling. Met kleine oefeningen is het mogelijk goede resultaten te behalen. Aan de hand van regelmatige behandelingen en tussentijdse spraaktests houdt de logopedist de voortgang in de gaten. Soms is aanvullend onderzoek door een kinderarts, KNO-arts of multidisciplinair spraak-/taalteam nodig.

Slissen

Bij slissen worden tongklanken tussen de tanden of kiezen uitgesproken. Naast de /s/ en /z/  geldt dit vaak ook voor de /t/, /d/, /n/ en /l/. Vaak gaat dit samen met afwijkende mondgewoonten, zoals een lage tongligging, duim- of vingerzuigen en een afwijkend slikpatroon, wat voortkomt uit te slappe tongspieren of te weinig beheersing van de tongmotoriek. Doordat de tong naar voren of zijwaarts tussen de tanden of kiezen wordt geduwd, klinkt de spraak onzuiver en wordt de gebitsstand negatief beïnvloedt.


Wat doet de logopedist?

De oorzaak van de interdentale spraak wordt onderzocht. Aansluitend wordt met uw kind een behandelplan vanuit de OMFT training opgesteld. Het resultaat en de behandelduur hangen af van de oorzaak van het slissen en van factoren als leeftijd, motivatie en inzet.

Verbale ontwikkelingsdyspraxie

Verbale dyspraxie, ook wel DCD (Developmental Co-ordination Disorder), stoornis bij het correct verwerken van informatie. Een niet op gang komende spraakontwikkeling, spraak- en mondmotoriekproblemen kunnen optreden als gevolg van problemen met het afstemmen, programmeren en controleren van de mondmotorische bewegingen. De spraak wordt vervormd, verminkt of slecht verstaanbaar doordat klanken niet, incorrect of op de verkeerde positie worden uitgesproken. Er kan sprake zijn van een wisselend foutenpatroon.

Logopedische hulp is geïndiceerd omdat het probleem niet vanzelf herstelt.

Wat doet de logopedist?

De mondmotoriek, spraak, eten en drinken worden onderzocht. Nader onderzoek door een medisch specialist kan nodig zijn. Binnen de behandeling, die vanaf het 2e levensjaar kan starten, wordt met ondersteunende klankgebaren geleerd nauwkeurige spraakbewegingen te maken. Een consequente training, ook in de thuissituatie, is vereist. De duur en het  resultaat hangen af van het mate van dyspraxie èn het tijdstip waarop de training start.

Nasaliteitsstoornissen

Bij een nasaliteitsstoornis is de klank van de spraak afwijkend. Het teveel of te weinig door de neus spreken, heeft een negatieve invloed op de verstaanbaarheid. 


Oorzaken:

  • Een scheef neustussenschot.
  • Neuspoliepen of vergrote neusamandelen.
  • Gezwollen neusslijmvliezen (bv. bij een allergie).
  • Een aangeboren lip-, kaak- en/of gehemeltespleet.
  • Een te kort gehemelte.
  • Verlamming van de spieren van het zachte gehemelte (bv. na een hersenbloeding).
  • Verminderde spierkracht in het gehemelte (bv. bij een spierziekte).
  • Gewoontevorming (bv. na verwijdering van de neusamandel).

Wat doet de logopedist?

Onderzocht wordt de ernst van de nasaliteit en de invloed daarvan op de verstaanbaarheid. Het behandelresultaat hangt af van de oorzaak. Een medische ingreep kan noodzakelijk zijn.

Stotteren en broddelen

Omdat stotteren invloed kan hebben op de gehele persoon, is het een complexe stoornis. Het is een combinatie van spraak- en communicatieproblemen, waarbij negatieve emoties zoals schaamte, schuldgevoelens en verlegenheid vaak een rol spelen.
 
Kenmerken:
 
  • Onvloeiend spreken in de vorm van herhalen van klanken, woorden en woorddelen.
  • Verlengen van klanken.
  • Blokkeren op een klank.
  • Gebruik van aanloopwoorden, stopwoorden en synoniemen.
  • Maken van bijgeluiden.
  • Opvallende spanningen.
  • Bewegingen in het gezicht.
  • Meebewegen van handen of ledematen.
  • Vermijden van spreeksituaties.
  • Vermijden van bepaalde woorden en klanken.

Wat doet de logopedist?

Er wordt rekening gehouden met problemen in de spraakmotoriek, emotionele factoren, omgevingsfactoren of combinaties daarvan. Nagegaan wordt hoe het stotteren zich heeft ontwikkeld en van welke fase er sprake is.

Bij het samenstellen van het behandelprogramma wordt rekening gehouden met de stotterfase. Bij het jonge kind bestaat de begeleiding vaak uit indirecte therapie, waarbij de omgeving van het kind begeleid wordt en adviezen krijgt. Zo nodig wordt een indirecte therapie aangevuld met een directe behandeling voor het kind. Een stottertherapeut kan de meer complexe stotterproblematiek behandelen. Er zijn ook logopedisten, zoals Marjo Krebbers, die zich extra hebben geschoold in stotteren, zonder dat zij erkend stottertherapeut zijn.

Meer informatie over stotteren:

Met de Screenings Lijst voor Stotteren (SLS) kan men voor het jonge kind onderzoeken of verwijzing naar een logopedist geïndiceerd is.

www.stotteren.nl
www.nedverstottertherapie.nl

Broddelen:

Broddelen kenmerkt zich eveneens door een niet-vloeiende spraak. Deze gaat echter vaak gepaard met een snelle, slappe, onduidelijke manier van spreken, het inslikken van woorden en het verhaspelen van zinnen.

Broddelen komt in verschillende gradaties voor. Bij lichte kenmerken ondervindt men nauwelijks hinder. Bij de ernstige problematiek vallen naast de snelle, slordige articulaties ook verhaalstructuurproblemen op, waarbij helder en kernachtig overbrengen van informatie in juist geformuleerde zinnen met correcte verbuigingen en vervoegingen van woorden ontbreekt.

Wat doet de logopedist?

De logopedist kan je helpen om te horen hoe je praat, waarbij een beoordeling wordt gegeven van de mate van broddelen. Aan de hand van een plan van aanpak met concrete doelen volgt een training in uitspraak en correct formuleren.

Soms is het moeilijk om te bepalen of er sprake is van broddelen. De zelftest broddelen kan daarbij helpen.

Scroll naar boven