Logopedie - kinderen
Taal

Inhoud

TOS-taalontwikkelingsstoornis

Een TOS (Taalontwikkelingsstoornis) is een neurocognitieve ontwikkelingsstoornis. Doordat er iets mis is met het aangeboren vermogen om taal te leren, wordt taal in de hersenen minder goed verwerkt. De taal- en spraakontwikkeling verloopt hierdoor anders dan bij leeftijdsgenoten. Er ontstaat moeite met praten en/of begrijpen van taal.

Voor elke ontwikkelingsfase bestaan zogenaamde Minimum Spreeknormen die aangeven wat een kind op een bepaalde leeftijd minimaal moet kunnen zeggen. Klik hier voor meer informatie.

Maak gebruik van de SNEL-vragenlijst voor een snel inzicht in de taalontwikkeling.

Kinderen met TOS:

  • Horen goed.
  • Leren hun moedertaal langzaam en moeizaam.
  • Hebben een normale intelligentie.
  • Kunnen moeite hebben met executieve functies (plannen, taakwerkhouding, emotieregulatie).

Problemen op het gebied van de taal kunnen zijn:

Taalvorm:

  • Het kind spreekt in te korte zinnen voor zijn leeftijd.
  • Het kind maakt veel fouten in het vervoegen van werkwoorden en zelfstandige naamwoorden.
  • Het kind gebruikt een afwijkende woordvolgorde in een zin.
  • Het kind spreekt slecht of onvoldoende verstaanbaar.

Taalbegrip:

  • Het kind begrijpt niet of nauwelijks wat er gezegd wordt.
  • Het kind begrijpt minder woorden dan zijn leeftijdsgenootjes.

Taalinhoud:

  • Het kind heeft een beperkte woordenschat.
  • Het kind gebruikt vaak dezelfde woorden en vertelt vaak hetzelfde.
  • Het kind heeft moeite om op een woord te komen.

Taalgebruik:

  • Het kind vertelt onsamenhangend (komt niet tot het vertellen van een verhaal).
  • Het kind houdt onvoldoende rekening met de voorkennis van de luisteraar.

Wat doet de logopedist?

Binnen de logopedie staan de voorwaarden, het begrip en het gebruik van taal centraal. Een logopedist kan de spraak- en taalvaardigheden onderzoeken met gestandaardiseerde tests.

Soms is aanvullend onderzoek door een kinderarts, KNO-arts of multidisciplinair spraak- en taalteam nodig. De problemen zijn het best te behandelen wanneer ze op jonge leeftijd worden onderkend.

Een taal- en spraaktraining kan al starten rond het 2e levensjaar. Het behandelresultaat hangt af van de oorzaak. Afhankelijk van de onderzoeksresultaten kan er gewerkt worden aan:

  • De taalinhoud (uitbreiding van de woordenschat).
  • De taalvorm (maken van correcte zinnen).
  • Het taalgebruik (afstemming maken van de taalinhoud en taalvorm bij een gesprekssituatie).

De therapie kent een indirecte en/of directe vorm. Bij de indirecte therapie wordt de omgeving begeleid in de manier waarop zij de taal- en spraakontwikkeling kunnen stimuleren. Bij de directe therapie neemt het kind zelf deel aan de behandeling. Hierbij wordt rekening gehouden met de totale ontwikkeling.

Vertraagde taalontwikkeling

De taalontwikkeling van een kind kan afwijkend maar ook vertraagd verlopen. Bij een vertraagde taalontwikkeling begint een kind te laat met het leren van taal, waardoor het achter blijft bij leeftijdgenootjes. Als gevolg van de verminderde verstaanbaarheid kan een kind zich onvoldoende uiten. Problemen in het gedrag en op school kunnen daarvan het gevolg zijn. Vaak is er geen aanwijsbare oorzaak voor de ontstane problematiek. Een vertraagde taalontwikkeling komt regelmatig in combinatie met een spraakachterstand voor en kan samengaan met andere stoornissen (algehele ontwikkelingsachterstand, wisselende gehoorverliezen, ADHD, ASS).

Voor elke ontwikkelingsfase bestaan zogenaamde Minimum Spreeknormen die aangeven wat een kind op een bepaalde leeftijd minimaal moet kunnen zeggen. Klik hier voor meer informatie.

Maak gebruik van de SNEL-vragenlijst voor een snel inzicht in de taalontwikkeling.

Problemen op het gebied van de taal kunnen zijn: 

Taalvorm: 

  • Het kind spreekt in te korte zinnen voor zijn leeftijd. 
  • Het kind maakt fouten in het vervoegen van werkwoorden en zelfstandige naamwoorden. 
  • Het kind gebruikt een afwijkende woordvolgorde in een zin.
  • Het kind spreekt slecht of onvoldoende verstaanbaar. 

Taalbegrip: 

  • Het kind begrijpt minder goed wat er gezegd wordt.
  • Het kind begrijpt minder woorden door een kleine woordenschat. 

Taalinhoud: 

  • Het kind maakt gebruik van een te kleine woordenschat. 
  • Het kind gebruikt vaak dezelfde woorden en vertelt vaak hetzelfde.
  • Het kind heeft moeite om op een woord te komen.

Taalgebruik: 

  • Het kind vertelt onsamenhangend en komt niet tot het vertellen van een verhaal. 
  • Het kind houdt onvoldoende rekening met de voorkennis van de luisteraar. 

Wat doet de logopedist?

Binnen de logopedie staan de voorwaarden, het begrip en het gebruik van taal centraal. Een logopedist kan de spraak- en taalvaardigheden onderzoeken met gestandaardiseerde tests.

Soms is aanvullend onderzoek door een kinderarts of KNO-arts nodig. De problemen zijn het best te behandelen wanneer ze op jonge leeftijd worden onderkend. Een taal- en spraaktraining kan al starten rond het 2e levensjaar. Het behandelresultaat hangt af van de oorzaak. Afhankelijk van de onderzoeksresultaten kan er gewerkt worden aan:

  • De taalinhoud (uitbreiding van de woordenschat).
  • De taalvorm (maken van correcte zinnen).
  • Het taalgebruik (afstemming maken van de taalinhoud en taalvorm bij de gesprekssituatie).

De therapie kent een indirecte en/of directe vorm. Bij de indirecte therapie wordt de omgeving begeleid in de manier waarop zij de taal- en spraakontwikkeling kunnen stimuleren. Bij de directe therapie neemt het kind zelf deel aan de behandeling. Hierbij wordt rekening gehouden met de totale ontwikkeling.

Meertaligheid

Steeds meer kinderen worden twee- of meertalig opgevoed. Tot ongeveer twaalf jaar is men in staat om naast de moedertaal nog één of meerdere talen te leren. Tweetaligheid kan een voordeel zijn, omdat men op jonge leeftijd heel bewust met taal en taalverschillen omgaat. Wanneer de ontwikkeling in de eerste taal, de moedertaal, niet goed verloopt zal het leren van een tweede taal moeilijker gaan. Het kind kent de woorden, zinnen en taalregels nog onvoldoende in de moedertaal en kan deze daarom in de tweede taal niet goed toepassen.

Voorwaarde voor het ontwikkelen van een taal is dat het jonge kind goede en gevarieerde taal in zijn directe omgeving krijgt aangeboden. Voldoende goed gevormde zinnen en duidelijk uitgesproken woorden. Wanneer spraak- en taalachterstanden in de 1e en andere talen ontstaan kan meertaligheid een probleem worden. Vroegtijdige onderkenning verbetert de kansen van deze kinderen.

Problemen bij meertaligheid:

  • Geringe woordenschat.
  • Afwijkende zinsbouw.
  • Afwijkende grammatica; moeite met vervoegingen, verbuigingen en lidwoorden.
  • Afwijkende articulatie; moeite met onderscheiden van specifieke spraakklanken.

Wat doet de logopedist?

De logopedist richt zich op communicatieproblemen en verstaanbaarheid. Logopedisten leveren een bijdrage aan de preventie en bestrijding van spraak- en taalontwikkelingsachterstanden bij meertaligheid door:

  • Het spraak- en taalniveau in kaart te brengen.
  • Het begeleiden en voorlichten van ouders.
  • Deskundigheidsbevordering van de directe omgeving.
  • Bevordering van deelname aan voor- en buitenschoolse activiteiten.

Meertaligheid is geen directe indicatie voor logopedie. Pas wanneer ook in de moedertaal problemen voorkomen, is logopedie mogelijk.

Scroll naar boven